- prier
- prier [prie.ee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 biddenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 bidden (tot) ⇒ zich met, in een gebed richten tot2 verzoeken ⇒ vragen, een verzoek richten tot♦voorbeelden:2 prier qn. à déjeuner, à dîner • iemand te eten vragen 〈thuis〉se faire prier • zich laten biddenne pas se faire prier • zich dat geen tweemaal laten zeggensans se faire prier • zonder tegenstribbelen; spontaanje peux entrer? mais faites donc, je vous en prie • mag ik binnen komen? zeker, ga uw gang!ah, non, je t'en prie, ça suffit! • nee zeg, alsjeblieft, nu is het wel genoeg!merci encore de votre aide! mais je vous en prie! • nog bedankt voor uw hulp! geen dank, graag gedaan!〈wanneer men iemand voor laat gaan〉 je vous en prie! • na u!, gaat uw gang!je vous prie • alstublieft 〈bij verzoek〉je vous prie d' agréer l'expression de mes sentiments très distingués • met de meeste hoogachtingv1) bidden (tot)2) verzoeken
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.